Schijnparticipatie
Net als Hoek van Dijke ziet Bevers, die ook in Eindhoven en Alphen aan den Rijn meebouwt aan het verbeteren van de aanpak jeugdwerkloosheid, dat het besef van het belang jongeren centraal te stellen toeneemt. Al blijft het daar meestal ook bij. Bevers: “Wat organisaties - vooral overheidsinstanties - vergeten is om ook zélf te veranderen. Vaak is er sprake van een soort schijnparticipatie; van ‘meedoen om het meedoen’. Jongeren worden selectief bij het programma betrokken, zonder te kijken naar wat ze beweegt. Het beleid is al geformuleerd, waarna aan einde van de rit tegen jongeren wordt gezegd: ‘Goh, mooi programma zeg. Dat vinden jullie ook, toch?’”
Heel veel jongeren hebben volgens Bevers dezelfde vragen. Ze vinden het bijvoorbeeld spannend om bij UWV naar binnen te lopen. Of ze worden niet gehoord, begrepen of te langzaam geholpen. Een groot deel van de oplossing zit in het meer jongerenproof maken van het aanbod.”
Communicatie mag geen sluitpost zijn
Daarom is het ook zo belangrijk om te investeren in meer doelgroepgerichte communicatie. Hoek van Dijke: “Jongeren zijn gewend aan ‘gelikte’ communicatie, via welk kanaal dan ook, van voorlichting tot sociale media. Geld voor het optuigen van programma’s is er genoeg, maar communicatie wordt als sluitpost gezien. Gevolg: ‘iemand van welzijnswerk’ moet het dan maar regelen, waarbij veel afhangt van de openheid van de persoon in kwestie en zijn of haar feeling met de doelgroep.” Bevers: “De communicatie sluit zelden aan op jongeren. Discussies spelen zich vaak af op huisstijlniveau. Communicatie-uitingen moeten per se passen bij de ‘belangrijkste organisatie’. Maar wil je jongeren betrekken bij je plannen, dan moet je goed kunnen schakelen tussen het abstract-strategische en juist het heel platte uitvoerende. En daar schort het nogal eens aan.”
De straat op
Soms is het probleem dat organisaties wel met jongeren wíllen communiceren, maar niet weten hoe en waar ze te vinden. “Het gaat om een relatief onzichtbare groep”, beaamt Hoek van Dijke. “Uit ons onderzoek blijkt dat theoretisch opgeleide jongeren vaak het gevoel hebben dat ze alles zelf moeten doen en toch ‘nergens recht op hebben’. Praktisch opgeleide jongeren staan meestal wantrouwender tegenover de overheid en blijven daarom liever buiten beeld. De oplossing? Letterlijk de straat op gaan, naar plekken waar jongeren zijn. Verder hebben werkloze jongeren meestal vrienden die ook werkloos zijn of zijn geweest. Via-via bereik je vaak ook het nodige.”
Naar behoefte op- en afschalen
Bevers, gepokt en gemazeld in het bereiken en betrekken van werkloze jongeren, is blij dat het thema jeugdwerkloosheid stijgt op de nationale urgentieladder. “Dat moet ook, want het fenomeen blijft bestaan, al verschilt de manier waarop we ernaar kijken. Bij een ruime arbeidsmarkt is het vanuit sociaal perspectief verschrikkelijk voor jongeren om werkloos te zijn. Op een krappe arbeidsmarkt is het dat nog steeds, maar zijn economische argumenten belangrijker. De oplossing is hetzelfde, maar de aanvliegroute is anders.”
Hoek van Dijke besluit: “De aanpak van jeugdwerkloosheid is vaak korte-termijngericht. In goede tijden worden programma’s volledig afgeschaft. Beter is om deze af- en weer op te schalen, op basis van tussentijdse evaluaties. Er moet een aanbod komen waarin jongeren zichzelf herkennen en de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Soms missen ze bepaalde werknemersvaardigheden, omdat ze niet alles hebben meegekregen in hun leven, maar die zijn prima aan te leren als je de lat tijdelijk wat lager legt. Dat is vaak precies het opstapje dat ze nodig hebben.”