Wat betekent dit concreet voor de berekening van de Loonkostensubsidie (LKS)?
In de wet Minimumloon en Vakantiebijslag zijn twee verschillende minimumlonen opgenomen. Eén is per 1 januari gebaseerd op het minimumuurloon en de ander is alleen voor de berekening van de sociale uitkeringen en de tegemoetkomingen zoals bijvoorbeeld de LKS. (zie wet Minimumloon en Vakantiebijslag, artikel 8 lid 1b en Participatiewet, artikel 2 aanhef en sub c).
Gezien dit soms verwarring oplevert, spreken we ook wel over het minimumloon en het referentiemaandloon. Voor de berekening van het loon van een werknemer moet altijd uitgegaan worden van het minimumloon, ofwel het wettelijk minimumuurloon. Het referentiemaandloon dient enkel voor sociale zekerheid.
Dit betekent dat voor de verrekening van de LKS de methodiek gelijk blijft aan voorgaande jaren. Het referentiemaandloon is per 1 juli 2024 € 2.133,60 (per 1 januari 2024 € 2.069,40) en gebaseerd op 36 uur per week. Wanneer iemand 40 uur werkt, ontvangt de werkgever naar evenredigheid de LKS (art. 10d lid 4 Participatiewet), gebaseerd op het referentiemaandloon, verhoogd naar 40 uur. Net als andere jaren zal dit referentiemaandloon twee keer per jaar worden geïndexeerd.
Voor alle duidelijkheid, vanaf 1 januari is er dus sprake van twee soorten minimumloon:
- een minimumuurloon wat door werkgevers wordt uitbetaald én
- een referentiemaandloon waarop sociale verzekeringen en tegemoetkomingen, zoals bijvoorbeeld de LKS, zijn gebaseerd.