Overslaan en naar de inhoud gaan

FAQ Praktijkleren in het mbo

Deze FAQ beantwoordt veelgestelde vragen rondom Praktijkleren in het mbo. De vragen komen onder meer voort uit de verschillende vragenuurtjes die zijn georganiseerd. Heb je aanvullende vragen? Mail dan naar de projectleider.

Infographic MBO bewijsstukken

infographic van 3 mbo bewijsstukken: mbo-diploma, mbo-certificaat en mbo-verklaring

Algemeen

  • Zie hiervoor de interactieve infographic 'Mbo-opleidingen en bewijsstukken' (Ministerie van OCW). De infographic geeft ook een antwoord op vragen rondom de verschillende Mbo-opleidingen en bewijsstukken.

  • Ja, Praktijkleren in het mbo is een middel waarop werkenden en werkzoekenden zich kunnen ontwikkelen in verschillende sectoren. Praktijkleren is daarmee ook een belangrijk element van de aanpak van de ontwikkelpaden. Ontwikkelpaden gaan namelijk over het meer toegankelijk maken van in- en doorstroom in sectoren.

  • Daarvan zijn diverse goede praktijkvoorbeelden. Zo is in regio Haaglanden praktijkleren met de praktijkverklaring opgepakt door het Regionaal Projectenbureau Arbeidsmarktregio Haaglanden (RPA Haaglanden), een stafafdeling voor alle gemeenten. Het RPA heeft een vrij eenvoudig begeleidingsdocument gemaakt.
    Voor de werkgever is er een flyer over praktijkleren (SBB).

    Kijk voor diverse andere voorbeelden op: Inspirerende video's uit regio's over de praktijkverklaring: Mooie waardering voor wat mensen kunnen

  • Aan de voorkant is SBB de beoordelende partij in verband met de erkenning als leerbedrijf. Dan worden met elkaar de werkprocessen vastgesteld. Het komt soms voor dat SBB en een ROC hierbij samen optrekken. SBB houdt zich niet bezig met de beoordeling achteraf of iemand klaar is met een traject. Dat doet het ROC.

    In de handreiking Praktijkleren met de praktijkverklaring (onderwijsenexaminering.nl) vind je meer informatie over o.a. de rol van de onderwijsinstelling en andere partijen tijdens het scholingstraject dat leidt tot een praktijkverklaring. 

  • Een kandidaat mag wél meerdere praktijkverklaringen halen. Het is juist mooi als iemand doorgaat naar de volgende praktijkverklaring of zelfs naar uiteindelijk een diploma. Soms is het wel even uitzoeken, want het belang van stapelen wordt niet altijd gezien. Het is in dit geval verstandig om te kijken wat het beeld van de mbo-instelling is om maar voor één praktijkverklaring te gaan.

  • Het RMC-jongerenloket heeft benoemd dat een traject dat korter dan 40 weken duurt vaak goed aansluit bij een jongere. Richtlijn voor praktijkleren met de praktijkverklaring is 3 tot 6 maanden. Hierbij is het meest effectief om met de kandidaat afspraken op maat te maken. De kandidaat moet wel ingeschreven worden bij het MBO (derde leerweg) voor de subsidie in de 3e leerweg.

    TIP: door bij de start van een traject te kijken naar meerdere werkprocessen die de kandidaat al beheerst ontstaat inzicht in wat er nog meer aan ontwikkeling mogelijk is. Je kunt hierbij werkprocessen uit verschillende kwalificaties en niveaus binnen 1 traject praktijkleren met de praktijkverklaring inzetten. Het leerbedrijf waar iemand werkt moet wel erkend zijn voor de werkprocessen. Het is goed als er inzicht in de mogelijkheden op inhoud en dat maatwerk mogelijk is!

  • Er zijn verschillen per regio. Door het delen van lessons learned uit de praktijkvoorbeelden uit verschillende regio’s van de afgelopen twee jaar en succesfactoren, ondersteunt de Programmaraad de regio’s. Door met projectleiders praktijkleren uit de regio’s af te stemmen wordt dit gestimuleerd en relevante informatie wordt gedeeld op de website. Goede voorbeelden met werkgevers worden gedeeld op samenvoordeklant.nl en worden zo veel mogelijk landelijk ingezet.

  • De Programmaraad ondersteunt de arbeidsmarktregio’s als kennispartner op het thema. Daarnaast heeft de Programmaraad een verbindende rol voor alle regio’s binnen het thema Praktijkleren. We doen dit in nauwe samenwerking met partners binnen onderwijs en arbeidsmarkt.
    Op welke manier geven we dit concreet vorm?

    • Kennisdeling, het ophalen van vraagstukken en best practises. 
      • We doen dit onder meer door een landelijk netwerk te bouwen omtrent Praktijkleren met actieve vertegenwoordiging uit alle arbeidsmarktregio’s.  
    • Het verankeren van Praktijkleren in het vakmanschap van professionals in het sociaal publiek domein. 
      • Hiertoe is een Leergang Praktijkleren in ontwikkeling (lancering begin 2024)
    • De Programmaraad neemt deel aan de landelijke Projectgroep Praktijkleren waarin meerdere partijen zijn vertegenwoordigd (SZW, OCW, MBO Raad, SBB, UWV en het landelijk Leerwerkloket). Via dit overleg agenderen we vraagstukken om het thema Praktijkleren verder te brengen in de arbeidsmarktregio’s. 
  • Een praktijkverklaring geeft geen vrijstelling. Een mbo-certificaat doet dat wel. Het is belangrijk om vooraf met de school afspraken te maken over doorstroom naar bijvoorbeeld de entree opleiding. Mogelijk kan de kandidaat de opleiding versnellen nu een aantal werkprocessen al in de praktijk geleerd zijn.

    Als de deelnemer na een praktijkverklaring doorgaat met een mbo-opleiding, bijvoorbeeld om een mbo-certificaat of mbo-diploma te halen, dan bekijkt de instelling wat de duur van de opleiding moet zijn voor deze deelnemer. De instelling kan besluiten om de opleiding eventueel te verkorten, vanwege het al gevolgde bpv-deel. De instelling hanteert hierbij de gebruikelijke procedures voor het verlenen van vrijstellingen voor onderwijs.

    De praktijkverklaring leidt niet tot een vrijstelling voor een examen. Een praktijkverklaring is immers geen examenresultaat, maar een verklaring van de praktijkopleider over de afronding van (een deel van) de beroepspraktijkvorming.

  • Een deelnemer leert, mits goed begeleid, direct in de praktijk van een leerbedrijf de werkzaamheden, zonder dat aanvullend onderwijs nodig is in (bredere) vakkennis en -vaardigheden.

    De beroepspraktijkvorming kan eventueel worden aangevuld met onderwijs en examens. Een proeve van bekwaamheid is dus niet nodig. De praktijkopleider bekijkt of de kandidaat de werkprocessen op de werkvloer laat zien.

  • Nee, wettelijk is vastgelegd dat dat niet kan.
    Er is gekozen om het woord ‘MBO’ niet voor de praktijkverklaring op te nemen. Het woord ‘mbo’ kan de verkeerde intentie wekken, omdat het de illusie kan wekken dat het alleen door een mbo instelling uitgegeven kan worden en dit is niet waar.

  • Een praktijkverklaring is op drie momenten te halen/in te zetten:

    1. Tijdens pro/vso tijd:
      Leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro) met profielen dagbesteding en arbeidsmarktgericht, kunnen een praktijkverklaring ontvangen in het kader van hun stage bij een erkend leerbedrijf. De praktijkverklaring maakt deel uit van het portfolio behorend bij het schooldiploma van het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.
      Dit portfolio reikt de vso- of pro-school aan de leerling uit bij het afronden van de opleiding.
    2. Als onderdeel van de mbo-verklaring als de student zijn of haar opleiding eerder verlaat (VSV).
    3. In de derde leerweg waarbij de kandidaat in het kader van LLO werkprocessen gaat leren bij een leerbedrijf.

    Bij een praktijkverklaring gaat het om de werkprocessen die een kandidaat kan uitvoeren en behalen.

  • Een praktijkverklaring kan uitgereikt worden voor werkprocessen op alle niveaus uit het mbo.
    De meest praktijkverklaring worden ingezet voor het leren van werkprocessen op niveau van Entree of mbo niveau 2. Hier zijn al veel goede voorbeelden van. Een praktijkverklaring op niveau 3 of 4 is niet uitgesloten, maar in de praktijk blijkt dat voor het aanleren van werkprocessen op die niveaus, de theorie vaak belangrijker is om het werkproces te leren beheren. Dat maakt niveau 3 en 4 minder geschikt voor praktijkleren met de praktijkverklaring.

    De intake is heel belangrijk om een goede inschatting van het niveau en de mogelijkheden te krijgen. Zie de handreiking Praktijkleren met de praktijkverklaring (onderwijsenexaminering.nl). De inclusieve advies functie vanuit meerdere partijen wordt hier benoemd.

  • Voor de entree opleiding geldt wettelijk gezien een drempelloze instroom, dus mensen kunnen hierbij instromen. Wel is van belang om per leerling te kijken of een Entree opleiding (op dat moment) passend is of niet. Soms is entree te hoog gegrepen voor een jongere. Dan is het beter om te kijken naar bijvoorbeeld prakrijkleren met de praktijkverklaring, om te voorkomen dat een jongeren vroegtijdig uitvalt. De intake van de jongere is hierbij belangrijk. Zie ook de handreiking voor tips voor de intake.

    Ook op pro/vso niveau is het belangrijk om ouders en de leerling zelf goed mee te nemen in het proces en vooraf in alle mogelijkheden die er zijn als het gaat om invulling te geven aan een leven lang ontwikkelen.

  • Belangrijk voor instroom is een goede intake, waarbij op maat gekeken wordt wat past bij een persoon. Hierbij kan een entree opleiding een optie zijn, maar ook praktijkleren met de praktijkverklaring.
    Een entree-opleiding valt onder het bekostigd onderwijs (bol of bbl), praktijkleren met de praktijkverklaring onder de derde leerweg. Bij de laatste werkt de student (net als bij een BBL-baan) en de financiering van de school kan lopen via het regionale mobiliteitsteam (RMT).

    Een handige handreiking met tips ook voor de intake vind je via kennispunt LLO:
    Handreiking Praktijkleren met de praktijkverklaring (onderwijsenexaminering.nl) – pagina 6.

  • Er is een landelijke kerngroep met regionale trekkers rondom het thema Praktijkleren in het MBO. Naar het overzicht met regionale contactpersonen. Heb je vragen rondom praktijkleren in jouw regio? Neem contact op met de betreffende contactpersoon.

    Neem voor advies vanuit SBB over inzet op praktijkleren in jouw regio, contact op met de regionaal adviseur SBB

Naar boven

Praktijkleren en de regionale mobiliteitsteams

  • Deze is te vinden via de link in de Handreiking Scholing via praktijkleren in het mbo op pagina 8. 

  • Het RMT is geen juridische entiteit en kan dus sowieso geen contracten afsluiten. Dat is ook niet nodig. Je kunt de vertegenwoordiger van UWV in het RMT vragen de toegang tot  het inkoopkader te regelen. [En moet er een contract komen, laat dat dan UWV zijn, dan is het probleem opgelost]

  • Dat is wel verstandig. Bijvoorbeeld in Zwolle zijn alle opleiders en hun percelen goed in kaart gebracht en gekeken of die via het inkoopkader toegankelijk zijn. Voor bijzondere trajecten wordt er gewerkt met het 3 offertemodel. 

  • Ja dat kan. Ook het openstellen van zowel het Inkoopkader UWV als de Open House-constructie van de centrumgemeente is denkbaar.

  • Verkijk je er niet op. Als je niet oplet, kun je achteraf in de problemen komen.  

    Volgens de Tijdelijke regeling kunnen scholingstrajecten op twee manieren worden ingekocht; ofwel Europees aanbesteden of het 3 offertemodel dan wel via een Open house-constructie. Vanaf 10.000 tot 50.000 euro – dit verschilt per gemeente - moet je al  drie offertes opvragen. Voor dat je het weet loopt het bedrag op en ga je over deze  ondergrens voor aanbesteden heen. 

  • Voor een goede uitleg verwijzen we naar het kader ‘Een Open House-bloemetje telt niet mee’ in de handreiking Scholing via praktijkleren in het mbo.

  • Er is geen landelijke helpdesk. Wel kan het RMT contact opnemen met de betreffende regionaal adviseur Onderwijs en Arbeidsmarkt van SBB.

  • In de praktijk zijn er uiteenlopende opvattingen van ‘met werkloosheid bedreigd’. Het verschilt lokaal hoe ruim hiernaar wordt gekeken. Een ruime interpretatie is wenselijk, omdat bijvoorbeeld ook laagopgeleide mensen in beroepen met kortere contracten feitelijk met werkloosheid worden bedreigd. Voor hen is praktijkleren met de praktijkverklaring een mooi instrument om meer duurzaam inzetbaar te worden.

    Ga hierover in gesprek met het regionaal mobiliteitsteam. Kijk wat er wel en niet mogelijk is, afhankelijk van hoe het binnen jouw arbeidsmarktregio en met jouw gemeente geregeld is. Ook omdat de middelen er zijn bij het RMT en het zonde is als die niet worden gebruikt. Dan kunnen de RMT-gelden worden ingezet voor groepen als:

    • mensen die in bepaalde branches werken waar korte contracten gegeven worden;
    • mensen die eigenlijk een laag opleidingsniveau hebben;
    • mensen met psychische kwetsbaarheid die niet stabiel inzetbaar zijn;
    • nieuwkomers.

    Het ministerie van SZW is momenteel bezig met de verruiming van de RMT-regeling. Dat wordt hopelijk meegenomen in de Voorjaarsnota. SZW kijkt ook naar verbreding van de mogelijkheden voor de sociaal ontwikkelbedrijven. Bij deze bedrijven wordt de potentie van praktijkleren met de praktijkverklaring  nog weinig benut, blijkt uit het onderzoek: Praktijkleren met

    praktijkverklaring bij sociale ontwikkelbedrijven

  • In januari 2023 zijn er een aantal aanpassingen gedaan in het inkoopkader. Denk hierbij aan: opnieuw vastgestelde bedragen, middelen voor praktijkleren in het mbo zijn samengevoegd in één potje. 

    Meer weten? Bekijk dit overzicht van de belangrijkste aanpassingen van de RMT-middelen per 1 januari 2023 in relatie tot praktijkleren in het mbo.

  • De aansluiting van het werkgeversservicepunt (WSP) is niet standaard geregeld. Regionaal worden de afspraken over de inrichting van praktijkleren gemaakt en ook bepaald welke bedrijven en organisaties meedoen. Het is soms een ‘coalition of the willing’. Merk je dat een bedrijf of een sociale partner zoals het WSP wordt gemist in de samenwerking? Nodig deze partij dan uit voor een gesprek over wat je voor elkaar kunt betekenen. Belangrijk is om informatie te delen. Want het is toch vaak een kwestie van ‘onbekend is onbemind’.

  • De wetgeving is bedoeld voor korte om- en bijscholing. Daarmee is praktijkleren in het mbo onderscheidend ten opzichte van regulier mbo. De studie mag langer duren maar de financiering is voor 40 weken. Gekeken wordt of dit aangepast kan worden in de wet naar 40 weken binnen 52 weken. Rekening houden met ziekte of verlof. RVO kijkt naar de startdatum van de BPVO. De werkgever houdt zelf de aanwezigheid van de kandidaat bij en moet de administratie op aanvraag van RVO kunnen laten zien.

  • Ja, wanneer een deelnemer met een nieuwe beroepspraktijkvormingsovereenkomst (bpvo) een volgend traject in de derde leerweg start, is er weer financiering voor 40 weken.

Naar boven

Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg

Opleidingsmogelijkheden

  • Naast de bol- en de bbl-variant kan een mbo-school een mbo-opleiding ook in de derde leerweg uitvoeren. De derde leerweg wordt niet door het ministerie van OCW bekostigd, ook niet als deze uitgevoerd wordt door een bekostigde mbo-school. De opleiding in de derde leerweg leidt tot hetzelfde mbo-diploma als de bol- en bbl-variant.

    Meer informatie over de derde leerweg

  • Dat klopt maar er zijn ook trajecten die opleiden voor een diploma in het mbo. Een diploma in de derde leerweg is hetzelfde als een diploma in de beroepsopleidende leerweg (BOL) of beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Alles wat in deze leerwegen mogelijk is, kan ook in de derde leerweg. Een voorbeeld is een opleiding in de zorg waarmee een werkende de stap maakt van niveau 2 (basisberoepskwalificatie of basisberoepsopleiding) naar niveau 3 (vakkwalificatie of vakopleiding).

    Er zijn slechts twee verschillen ten opzichte van de BOL of BBL. Het gaat bij de derde leerweg om onderwijs dat niet door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) wordt bekostigd. Ook wordt er geen urennorm voor onderwijs en begeleiding gehanteerd. Zie de toelichting door SBB op het mbo-diploma in de derde leerweg, het mbo-certificaat en de praktijkverklaring en de infographic Mbo-opleidingen en bewijsstukken van het ministerie van OCW.

  • Ja, want het gaat om erkende opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs.

    Er geldt een uitzondering bij praktijkleren met een praktijkverklaring. In tegenstelling tot het mbo-diploma en het mbo-certificaat wordt de verklaring niet vastgesteld door het ministerie van OCW. De praktijkverklaring is een maatwerkinstrument waarbij wordt gekeken naar werkprocessen die passen bij de kandidaat en het bedrijf. Deze processen komen voort uit het door het ministerie van OCW vastgestelde kwalificaties.

  • Dat is sterk afhankelijk van de aanvraag. Voor een nieuw mbo-certificaat is drie tot zes maanden nodig. Belangrijke aspecten zijn de arbeidsmarktrelevantie, de landelijke herkenbaarheid en het draagvlak bij werkgevers en onderwijsinstellingen. Het certificaat wordt samen met experts uit de branches ontwikkeld en vervolgens aangeboden aan het ministerie van OCW voor vaststelling.

  • In het algemeen kan daarover het volgende worden gezegd. Een werkzoekende is iemand die staat ingeschreven als werkzoekend bij UWV. Iedereen met een uitkering van de gemeente of UWV die kan werken, is ingeschreven als werkzoekende. Ook mensen zonder uitkering kunnen zich inschrijven. Als zij hulp nodig hebben bij het vinden van werk, dan kunnen ze terecht bij de gemeente. 

    Een werkende die werkloos dreigt te worden, is iemand van wie de dienstbetrekking zeer waarschijnlijk niet kan worden voortgezet. De reden kan zijn een aankomend ontslag, het aflopen van een tijdelijk contract, het vervallen van de functie of het stellen van andere eisen aan de functie. Zie de informatie over de doelgroep van RVO. 

    Toch zal het met name bij de definitie van de werkende die werkloos dreigt te worden, niet altijd duidelijk zijn of dit van toepassing is voor een kandidaat. Dan kun je de situatie per mail of telefonisch voorleggen aan de afdeling Klant, Advies en Informatie van RVO. Dat kan telefonisch op 088 042 42 42 of door een mail te sturen naar derde-leerweg@rvo.nl.

    RVO kan ook zelf bij een aanvraag twijfels hebben of iemand behoort tot de doelgroep van de subsidieregeling. Dan neemt een klantmedewerker contact op voor een nadere toelichting. Bij een plausibel verhaal ontvang je dan de vergoeding.

  • Deze subsidieregeling kan worden gebruikt, als jongeren uitstromen of uitvallen vanuit het Pro/vso en een reguliere mbo-opleiding (nog) niet haalbaar is. Zij moeten dan voldoen aan de voorwaarden en kiezen voor een route in de derde leerweg.

    Als de jongere nog onderwijs geniet op een pro/vso school dan kan het leerbedrijf gebruikmaken van de subsidieregeling praktijkleren. Dit is een andere subsidie dan eerdergenoemde. 

  • De subsidieregeling geldt niet voor hen, omdat zij niet vallen onder de doelgroep van de subsidie Praktijkleren derde leerweg. Er is geen ontslagdreiging.

  • De subsidieregeling is bedoeld voor werkzoekenden en werkenden die werkloos dreigen te worden. Daarom komen deze werknemers niet in aanmerking. 

  • Nee, dat is geen voorwaarde.

  • Of de subsidieregeling interessant is, hangt af van de vraag of zij binnen de doelgroep vallen. Mensen die niet taalvaardig zijn, kunnen juist goed gebruikmaken van praktijkleren tijdens het werk. Zo is het bij een praktijkverklaring niet noodzakelijk om ook theorie te volgen. Het is tevens mogelijk om bijvoorbeeld een praktijkverklaring te combineren met het versterken van de taalvaardigheid.

  • Deze subsidieregeling geldt alleen voor werkzoekenden en werkenden die het risico lopen om werkloos te worden. Daarom behoort een SW-medewerker met een vaste aanstelling gewoonlijk niet tot de doelgroep. 

  • Het gaat om een tegemoetkoming voor de door het erkende leerbedrijf gerealiseerde praktijkplaats inzake scholing via praktijkleren in het mbo. De vergoeding wordt bepaald aan de hand van het aantal weken dat de student bij de beroepspraktijkvorming aanwezig is geweest. De werkgever vraagt zelf de subsidie aan bij RVO. Hiervoor is het niet noodzakelijk dat de werkgever het salaris van de kandidaat betaalt. Ook is het geen voorwaarde dat de opleiding wordt vergoed; dit kan ook iemand zelf of een derde partij betalen.

    De subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg is niet voor mbo-opleidingskosten. Het is wel mogelijk om deze opleidingskosten via het regionaal mobiliteitsteam (RMT) vergoed te krijgen. Je vindt hier de regeling voor mbo-opleidingskosten. Dit is dus onafhankelijk van deze subsidieregeling.

  • Dat is een normale gang van zaken, als de werkgever een werknemer via bijscholing verder wil helpen bij zijn ontwikkeling. Voor het verkrijgen van subsidie is dit echter geen voorwaarde. Hierbij gaat het om een afspraak tussen werkgever en kandidaat. Het is ook mogelijk dat vanuit een ander potje de kosten worden vergoed. Dat kan bijvoorbeeld vanuit nog overgebleven middelen van Perspectief op Werk, via gemeente of UWV of via het RMT. 

  • De SLIM subsidie is een regeling die gericht is op activiteiten die Leven Lang Ontwikkelen voor ondernemingen stimuleert. Gezien de derde leerweg een middel is om te voorzien in Leven lang Ontwikkelen zijn activiteiten als het behalen van een praktijkverklaring, mbo-certificaat of diploma in de derde leerweg er ook aan gekoppeld. De derde leerweg en het woord praktijkleren worden soms door elkaar heen gebruikt maar het is in wezen hetzelfde. Meer informatie over de subsidie en waar vragen gesteld kunnen worden, vind je hier op de website van de Rijksoverheid

  • Het eerste. De onderwijsinstelling stelt voor de opleiding een praktijkovereenkomst op.

    De overeenkomst wordt ondertekend door drie partijen: het erkende leerbedrijf, het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling en de stud ent. De praktijkovereenkomst is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een subsidie. Er kan ook een arbeidsovereenkomst worden afgesloten. Dat is aan de werkgever en niet relevant voor de subsidieregeling.

  • Dat is inderdaad verplicht voor elke route in de derde leerweg. De voorwaarde is dat een bedrijf of organisatie tijdens de periode van begeleiding erkend is als leerbedrijf voor (het deel van) de betreffende mbo-opleiding. De erkenning wordt gegeven door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Op de site van SBB vind je meer informatie over hoe een organisatie of bedrijf een erkend leerbedrijf wordt.

  • Ja, mits je voldoet aan de andere subsidievoorwaarden.

  • Om in aanmerking te komen voor subsidie zijn een praktijkovereenkomst, een aanwezigheids-administratie en een begeleidingsadministratie nodig. Heb je tijdens het opleidingstraject de aanwezigheid en/of begeleiding niet bijgehouden? Dan kun je gebruikmaken van de formats voor de administratie op de site van RVO. Daarmee kun je alsnog zorgen voor goede stukken voor de aanvraag.

  • Als je de subsidie aanvraagt, log  je in met minimaal eHerkenning niveau 3 (EH3) en machtiging RVO diensten op niveau 3. Als alternatief kun je een intermediair de aanvraag namens jou laten indienen. De intermediair moet ook over minimaal EH3 beschikken. Je vindt hier meer informatie over inloggen bij RVO en eHerkenning.

  • Er is op dit moment geen sprake van een coulanceregeling. Als hierin verandering komt, zullen we  de informatie aanvullen.

  • De subsidie praktijkleren derde leerweg is er alleen voor de derde leerweg. Voor BBL studenten kan er gebruik gemaakt worden van de subsidieregeling praktijkleren. Dit is dus een andere regeling.

  • Een kandidaat kan met behoud van uitkering werkervaring opdoen en dat als praktijkplaats benutten, om bijvoorbeeld een praktijkverklaring of mbo-certificaat te halen. Daarmee vergroot iemand zijn kansen op de arbeidsmarkt. Als de praktijkplaats in de periode van deze subsidieregeling valt, kan het leerwerkbedrijf hiervan gebruikmaken. 

  • Dat is mogelijk, zoals voor een proefperiode waarbij de kandidaat werkt met behoud van uitkering. De ambitie is wel om werkgevers mee te laten betalen in de kosten.