Overslaan en naar de inhoud gaan

Wetgeving voor hervorming arbeidsmarktinfrastructuur uitgesteld, vaart bij implementatie blijft erin

06 november 2024

Verslag informatiesessie 18 oktober 2024 

De wettelijke inwerkingtreding van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur wordt met een half jaar uitgesteld: van 1 januari naar 1 juli 2026. De vaart blijft er wel in bij de implementatie. Dit is bekendgemaakt in de informatiesessie op 18 oktober 2024 die de Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid organiseerden.

Tijdens de informatiesessie zijn de regionale programmamanagers en de kwartiermakers van de Werkcentra geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen bij de hervormingsoperatie en de gevolgen daarvan voor de 35 arbeidsmarktregio’s. Bij de vorige sessie op 6 september ging het ministerie van SZW er nog vanuit dat de wetgeving voor de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur van kracht zou worden op 1 januari 2026. Inmiddels is dit uitgesteld en gaat de transitieperiode anderhalf jaar duren.

Brian Verweij van SZW vertelt waarom. “Wij hadden een heel strak proces ingericht voor de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving. Ambitieus want normaal staat daar langer voor.” Het blijkt nu toch erg krap, gezien het vele werk dat er ligt en de afstemming die nodig is met alle voorportalen in verband met de netwerksamenwerking. Vooral omdat SZW de verschillende aspecten van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur echt concreet willen regelen in het wetsvoorstel. “Dat is ingewikkeld. We merken dit met name bij het thema gegevensuitwisseling.”

In theorie zou 1 januari 2026 nog kunnen worden gehaald, als alle stappen de komende maanden snel kunnen worden gezet. “We verwachten echter dat het juli 2026 wordt.”

Veel mogelijk in transitieperiode

Het uitstel van de wettelijke invoering met een half jaar is volgens Brian op zich vervelend, maar in het ritme van de implementatie verandert eigenlijk niets. “Wat SZW betreft gaan we met elkaar ‘volle bak’ door.” De bedoeling is om bij de implementatie nog steeds toe te werken naar 1 januari 2026.

Vooruitlopend op de wetgeving is er, op enkele uitzonderingen na, al veel mogelijk voor regio’s. Zo kan in 2025 het Regionaal Beraad worden ingericht. Ook kunnen het convenant voor de samenwerking en de regionale meerjarenagenda worden vastgesteld.

Het ministerie van SZW biedt ondersteuning met handreikingen. Een aantal verschijnt nog dit jaar. In de handreiking over de transitieperiode is aandacht voor de implicaties van de vertraging, zegt Brian. “Dit zal geen grote gevolgen hebben.” 

Thema’s in de informatiesessie

In de informatiesessie zijn deze thema’s van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur aan bod gekomen:

  1. Mededelingen over de voortgang van de hervorming
  2. Aflopen van de regeling voor het regionaal mobiliteitsteam
  3. Update regionale meerjarenagenda
  4. Verkenning van monitoring en evaluatie
  5. Collegiale uitwisseling
  6. Afronding en vervolg

De eerste 4 punten worden vanuit het ministerie van SZW toegelicht door Brian Verweij (plaatsvervangend programmamanager), Sander Pulles (coördinerend beleidsmedewerker arbeidsmarktregio’s), Laurean Thomas (senior beleidsadviseur), Lotte Tims (senior beleidsmedewerker) en Rosan van Niekerk (beleidsmedewerker). Bij de collegiale uitwisseling zijn de deelnemers uit de regio’s aan zet. Gespreksleider van de sessie is Gerlinde Scheper (projectleider hervorming arbeidsmarktinfrastructuur bij de Programmaraad, samen met Frauke van Iperen).

Meer weten?

Je vindt meer informatie over de sessie in de presentatie. Bekijk ook de themapagina over de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur en de lijst met vragen en antwoorden die SZW regelmatig actualiseert. Hierin is nu een vraag opgenomen over wat het uitstel van de wetgeving betekent (antwoord: er is gelukkig nog veel mogelijk). In het verslag van de vorige informatiesessie op 6 september staat ook een uitgebreide toelichting op de voortgang van de hervorming.

Heb je een vraag voor het ministerie van SZW? Stuur dan een mail naar Postbusarbeidsmarktinfrastructuur@minszw.nl of neem contact op met de accounthouder SZW van je regio.

  • Financiële middelen voor centrumgemeente

    Naast het uitstel van de wettelijke inwerkingtreding gaat Brian Verweij (SZW) in op een aantal andere aspecten van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur. Allereerst de financiële middelen die centrumgemeenten ontvangen. Hierover staat in de FAQ een tabel met bedragen. Dit is nog geen officiële berichtgeving; dat volgt in de meicirculaire gemeentefonds 2025.

    SZW krijgt geregeld vragen in verband met de voorfinanciering die nodig is. Brian: “Wij gaan het bericht daarom met aanvullende informatie plaatsen in het Gemeentenieuws van SZW 2024-5. Hopelijk helpt dat om meer houvast te bieden.”

    Merkstrategie

    Momenteel wordt druk gewerkt aan het uitwerken van de merkstrategie van het Werkcentrum. Een flinke klus, aldus Brian. “De verschillende organisaties hebben ook een eigen kijk op hoe we het Werkcentrum willen profileren. Wij hebben goede hoop dat we in februari het ‘brandbook’ kunnen presenteren. Hierin zal een mooie en uitgebreide basishuisstijl staan. Aan de hand hiervan kunnen de communicatie-uitingen worden ontwikkeld.” Er zal een bijeenkomst voor de communicatieadviseurs in de regio’s worden georganiseerd over de implicaties van de huisstijl voor de regionale communicatiestrategie.

    Een deelnemer vraagt wanneer de websites voor de regio’s beschikbaar komen. Daarover komt meer duidelijkheid rond het moment dat het brandbook klaar is. “We geven dan een tijdspad. Ons advies is om daarop te wachten voordat je zelf een nieuwe site gaat ontwikkelen.”

    Op de landelijke site voor het Werkcentrum zal in het begin worden gelinkt naar de bestaande regionale sites, vertelt Brian. “Op 1 januari 2025 zijn er nog geen regionale sites voor de Werkcentra.” Het is geen verplichting om vanaf dat moment zo’n site te hebben, voegt Pearl Rapprecht van de VNG toe. “We hebben ervoor gepleit om dit vooral goed te doen in de transitieperiode in plaats van haastig.”

    Nog een vraag: is het al bekend wanneer de landelijke campagne voor het Werkcentrum start? Dat zal in het begin van 2025 nog niet aan de orde zijn. Het heeft een behoorlijke aanlooptijd, zegt Brian. “Wij starten als we er klaar voor zijn.” Er wordt alvast nagedacht over wat nodig is voor de campagne. Brian komt met een aanvulling. “Aan de hand van het brandbook gaan we communicatie-uitingen ontwikkelen die regio’s zelf kunnen gebruiken voor regionale campagnes.”

    Gegevensuitwisseling

    Een boeiend en zeer ingewikkeld thema, zo wordt gegevensontwikkeling door Brian omschreven. “Op het ogenblik wordt in sessies met alle partners uitgediept hoe het uitwisselingsproces eigenlijk verloopt. Met als vraag: welke issues moeten worden opgelost om dit proces goed te laten verlopen?”

    Het doel is dat de gegevensuitwisseling in het kader van de netwetwerksamenwerking structureel goed georganiseerd is. “We komen nog dit jaar met een handreiking over wat je hierbij al in 2025 kunt doen.”

    Regionaal modelconvenant

    Voor het regionaal modelconvenant is een mooi concept gemaakt, zegt Brian. Dat is ook al besproken in de landelijke stuurgroep. Er worden alleen nog kleine dingen aangepast, met name wat betreft de lay-out. 

    Het streven is om het modelconvenant in november te delen. “De partijen in de landelijke stuurgroep geven hierin mee wat zij echt verwachten van de regio en waar het gaat om een optie of voorbeeld waarbij de regio zelf keuzes kan maken.” Het convenant gaat over de samenwerking in de arbeidsmarktregio, merkt Brian op. “Dat gaat verder dan de samenwerking binnen het Werkcentrum.”

    Er wordt gevraagd: is er meer duidelijkheid over de opdracht richting de sociale partners? “Wij zijn dicht bij overeenstemming over hoe een dekkend stelsel voor van-werk-naar-werk eruit gaat zien, welke activiteiten daarvoor nodig zijn en wie wat doet.”

  • Ook in 2025 nog veel mogelijk

    De regeling voor het regionaal mobiliteitsteam (RMT) loopt aan het einde van 2024 af, waardoor er in 2025 geen ontschot budget meer zal zijn. Laurean Thomas van SZW schetst de gevolgen daarvan (zie de presentatie). “Gelukkig kan er binnen de bestaande wettelijke mogelijkheden nog steeds veel bij de samenwerking.”

    De partijen kunnen gezamenlijke plannen blijven maken en ook elkaars dienstverleningsaanbod gebruiken, zegt Laurean. “Het belangrijkste is dat iemand binnen de verantwoordelijkheid van een bepaalde uitvoerder moet vallen.” Hierover komt informatie te staan in de handreiking over de transitie.

    Inkoopkader UWV

    Er is onduidelijkheid over het inkopen van een onderwijstraject. Mag de gemeente daarvoor gebruikmaken van het inkoopkader van UWV? Dat zal in de handreiking voor de transitieperiode worden vermeld, geeft Laurean aan. SZW is bezig met een wetswijziging waardoor het in specifieke gevallen mogelijk is om over en weer dienstverlening van gemeente en UWV in te zetten. Dit zal waarschijnlijk op 1 juli 2026 van kracht worden.

    Een deelnemer laat weten: “De vraag is vooral: is scholing inkopen via het UWV-inkoopkader wettelijk niet toegestaan of was dit voorheen niet mogelijk vanwege interne regels van UWV? Volgens mij heeft UWV haar opdracht uitgebreid naar alle werkzoekenden, zowel gemeentelijke als UWV-uitkeringsgerechtigden, en beschikt UWV over extra scholingsbudget.” NB: Dit punt wordt uitgezocht binnen UWV en er wordt zo spoedig mogelijk op teruggekomen.

    De hervorming gaat niet alleen over de samenwerking van UWV en gemeenten maar met name ook over publiek-private samenwerking, merkt een andere deelnemer op. Hij vindt het belangrijk om dat mee te nemen in verband met de beëindiging van de RMT-regeling. 

  • Raamwerk beschikbaar

    Voor de regionale meerjarenagenda (MJA) is in augustus een concept van het raamwerk gepubliceerd. Hierin staan handvatten voor hoe de MJA vorm kan krijgen in de arbeidsmarktregio’s. Sander Pulles (SZW) licht toe: “Het raamwerk helpt de regio om een begin te maken met de regionale meerjarenagenda of, als jullie al zo’n agenda hebben, die door te ontwikkelen.” 

    Voor SZW is het nog een beetje puzzelen of het raamwerk echt helpt. “Raken we aan de juiste vragen?” Daarom is de pilot Arbeidsmarktinformatie gestart. Hieraan doen de regio’s Achterhoek, Fryslân, Midden-Limburg en Rijnmond en de kennispartners UWV, SBB en VNG mee. Bij de volgende bijeenkomst op de Praktijkdag van 14 november worden de bevindingen gedeeld.

    De landelijke meerjarenagenda zal naar verwachting medio 2025 beschikbaar zijn, zegt Sander. “Dat is ook het moment dat we met de definitieve versie van het raamwerk komen. Daarbij baseren we ons mede op jullie reacties op het huidige concept en op de inhoud van de landelijke agenda.”

    Sander komt met een uitnodiging: heb je vragen over de MJA of over een ander aspect van de hervorming, neem dan contact op. Dat kan met Sander (spulles@minszw.nl) of met de accounthouder SZW voor de eigen regio. De accounthouder is ook beschikbaar om te sparren en kan een toelichting geven bij een regionale bijeenkomst. “De accounthouder denkt graag mee.”

  • Meerwaarde van samenwerking aantonen

    Lotte Tims en Rosan van Niekerk lichten dit thema toe. Lotte geeft aan: “Na de invoering van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur zullen we het beleid monitoren en tussentijds evalueren. Op dit moment wordt nagedacht in welke vorm dat het beste kan. Programmabreed brengen wij in kaart wat geïmplementeerd moet worden en op welke manier we dat straks willen evalueren.” 

    Ongeacht de vorm die straks gekozen wordt, is het uitgangspunt dat regio’s niet onevenredig worden belast met vragenlijsten en andere informatieverzoeken. Ook benadrukt Lotte dat er aandacht is voor de kijk van de professionals in de regio’s; wat zien zij goed gaan en wat kan er nog beter? 

    Een brede evaluatie biedt voor regio’s de kans om van elkaars ervaringen te leren en inspiratie op te doen. Ook kan de evaluatie laten zien wat de opbrengsten zijn van het nieuwe beleid. Lotte hoopt dat uit de evaluatie onder andere zal blijken dat de regio’s impulsmiddelen op een doeltreffende manier inzetten. “Dan staan we vanuit SZW sterker om structureel geld te kunnen organiseren.”

    Het gaat om het goede verhaal, voegt Brian eraan toe. “De bedoeling is om aan te tonen dat de extra samenwerking of eigenlijk de nieuwe vorm daarvan echt flink bijdraagt aan wat er moet gebeuren in de regio. Wij hoeven niet precies te weten wat er gaande is maar wel belangrijk is het antwoord op de vraag: wat is de meerwaarde van de nauwere regionale samenwerking? Daarmee kunnen wij laten zien dat er structureel misschien wel meer middelen nodig zijn.”

    Verkenningsvragen voor regio’s

    Het ministerie van SZW overweegt om jaarlijks de monitoring te organiseren. “Het gaat niet alleen over het Werkcentrum, maar over alle beleidsonderdelen van de hervorming en ook de samenwerking”, zegt Rosan. Daarover is bij deze sessie de eerste verkenning.

    Rosan legt vier vragen voor aan de deelnemers. Een overzicht van de reacties.

    1. Wie heeft er al nagedacht over monitoring of evaluatie van de beleidsonderdelen van de hervorming arbeidsmarktinfrastructuur binnen de regio?
      Een kwart van de ongeveer 40 deelnemers uit de arbeidsmarktregio’s steekt digitaal een hand op.
       
    2. Zo ja, voor welke beleidsonderdelen van de hervorming geldt dit?
      Deelnemers noemen deze beleidsonderdelen:
    • governance;
    • samenwerking;
    • visie en ambities;
    • dienstverlening aan kandidaten;
    • inzet op doelgroepen;
    • dienstverlening van-werk-naar-werk;
    • inzet op branches;
    • thema’s waarover de regio nu lastig cijfers kan achterhalen (bijvoorbeeld rondom arbeidsmigranten en een leven lang ontwikkelen);
    • evaluatie van de plannen;
    • monitoringsysteem.
       
    1. Zo ja, welke vormen van monitoring of evaluatie zijn overwogen en met welke frequentie zou dit moeten plaatsvinden (bijvoorbeeld cijfermatig, evaluatiegesprekken, per kwartaal, jaarlijks et cetera)?
      De antwoorden lopen uiteen. Halfjaarlijks en cijfermatig, is een reactie. Zelfs vier keer per jaar wordt genoemd. Nog een opmerking: de frequentie hangt af van het onderwerp.
       
    2. Voor welke beleidsonderdelen zou je monitoring centraal willen organiseren?
      Op deze vraag komen veel reacties:
    • “Zet de monitoring in het begin meteen goed neer, want anders blijft er veel ruimte voor interpretatie. Dat zou afbreuk doen aan de inspanningen van regio’s en de successen die ze boeken.”
    • “Uniformiteit is in de uitvoering al ver te zoeken; het kan een wassen neus worden als we uniform monitoren.”
    • “Monitor de landelijke meerjarenagenda.”
    • “Als iets landelijk wordt georganiseerd, dan inderdaad uniform maar ook met dezelfde interpretaties!”
    • “Niet te veel landelijk. Mogelijk wel monitoring op cijfers die regionaal lastiger te achterhalen zijn of op de landelijke meerjarenagenda.”
    • “Monitor op hoe de aansluiting vanuit landelijke partijen (privaat) en onder andere het ministerie van SZW zich ontwikkelt.”
    • “Organiseer de monitoring centraal voor andere ministeries dan SZW.”
    • “Dwing uniformiteit niet af, maar stimuleer die. Regio’s zijn bereid om zaken te registreren als daarmee mogelijk de landelijke financiële claim wordt ondersteund.”
    • “Het is fijn wanneer het monitoren helpend is voor de arbeidsmarktregio en geen extra werk oplevert.” 
    • “Lokaal zijn er ook initiatieven om te evalueren. Dus moedig misschien aan dat dit gebeurt en niet zozeer hoe.”
    • “Hanteer bij landelijke monitoring en gegevenssets de indeling van de 35 arbeidsmarktregio’s. Dus niet die van de Doorstroompunten, het onderwijs en de COROP-gebieden.”
    • “Kijk naar de vraaggerichte basisdienstverlening van de regio’s en daarnaast naar betaalde interventies.”
  • Gerlinde Scheper van de Programmaraad introduceert een nieuw onderdeel van de sessies over de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur: de collegiale uitwisseling. “Hierin kan iemand een onderwerp inbrengen om daarover van gedachten te wisselen met andere deelnemers.” 
    Bij deze eerste keer worden drie onderwerpen behandeld:

    1. Is iedereen al betrokken bij de ontwikkeling van de Informatiepunten Work in NL (WIN-punten)? Wordt de koppeling gelegd met het Werkcentrum en welke keuzes worden daarbij gemaakt? (Katja Ünlütürk, Veluwe Stedendriehoek)

      Work in NL (WIN) richt zich op de informatiebehoeften van arbeidsmigranten omdat zij vaak een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben. De kern van het project bestaat uit het gecoördineerd organiseren van goede informatie, hulp en ondersteuning aan de arbeidsmigrant in alle 35 arbeidsmarktregio’s. Een arbeidsmarktregio kan dit doen door bijvoorbeeld fysieke en/of mobiele punten in te richten (zie de Kamerbrief van 18 juni 2024).

      Voor Katja was het een zoektocht binnen haar gemeente om erachter te komen bij wie WIN is belegd en wat de stand van zaken is. Zij is nieuwsgierig hoe het elders in het land gaat. Met name in het zuiden van Nederland zijn al enkele WIN-punten actief.
      Een greep uit de reacties op haar verhaal:

    • “Onze aanvraag in het kader van de subsidie voor WIN-punten is net goedgekeurd. We hebben nu geld om er iets mee te doen, vooral om de inhoudelijke koppeling te maken. Ik moet echt nog even zoeken naar de win-win. Dat is ook mijn kritiek richting SZW geweest: we willen toe naar één toegang en vervolgens wordt een toegang ernaast georganiseerd. Het is bij ons aangevlogen vanuit Economische Zaken en die heeft de koppeling met de arbeidsmarktregio gelegd. Wij moeten nu in goede samenwerking de dienstverlening helder krijgen. Ik zou daarbij niet direct de koppeling met het Werkcentrum leggen.”
    • “Wij zijn hierover in gesprek. Bij ons wordt de connectie gemaakt met het al bestaande International welcome center. Het standpunt is nu: laten we vooral eerst kijken waar het echt over gaat inzake deze groep en het niet meteen opnemen in de directe dienstverlening van het Werkcentrum. Doorverwijzing vanuit Werkcentrum is wel een mogelijkheid die we overwegen.”
    • “Gemeente Amsterdam was al bezig met een integrale aanpak voor arbeidsmigranten. Het WIN-punt komt dus als geroepen. We gebruiken het WIN-punt om de aanpak regionaal te maken en te koppelen aan het Werkcentrum. En ook om andere partners te activeren bij dit onderwerp.”
    • “Arbeidsmigranten is een belangrijk thema voor onze strategische agenda en straks de regionale meerjarenagenda. Ik zie in de uitvoering nog wel uitdagingen, vooral wat betreft de afbakening bij het verstrekken van informatie. Wij gaan over werk en leren maar bijvoorbeeld niet over wonen.”
    • Ook andere regio’s worstelen met de afbakening. Brian Verweij van SZW reageert: “Wij hebben bij het ministerie eigenlijk dezelfde zoektocht. Een deel van wat bij WIN-punten gebeurt gaat over werk en dat kan misschien een mooie plek in het Werkcentrum krijgen. Maar een deel ook niet. Wij willen ernaartoe dat veel meer gezamenlijk wordt opgepakt. Dit is echter een goed voorbeeld van: hoe doe je dat dan en hoe ver ga je daarin? Het is nog een onderwerp van gesprek binnen SZW. We gaan mogelijk een gezamenlijke lijn trekken, zodat jullie beter weten hoe we ertegenaan kijken en hoe we kunnen helpen.”
    1. Hoe wordt in andere regio’s en ook op landelijk niveau omgegaan met de onafhankelijke rol van de regionale programmamanagers? Anders gezegd: hoe zijn we van alle partijen? Ik ben net als veel andere programmamanagers geplaatst bij de centrumgemeente. Ik krijg te horen: jullie van de gemeente. Dan is mijn reactie: ik ben van de hele regio. (Marion Fisser, Zuid-Kennemerland en IJmond)

      Herkenbare kwestie, geven diverse deelnemers aan. Een opmerking: “Ik presenteer me continu als Zwitserland.” Er wordt een praktische tip gegeven: ga tijdens overleggen niet te dicht zitten bij de bestuurder dan wel leidinggevenden van de partij waarbij je in dienst bent.

      Nog een reactie: “Ik moet mijn onafhankelijkheid continu uitleggen en dat heb ik vanaf de allereerste dag gedaan. Ik heb me steeds gepresenteerd als van iedereen. Dat heeft veel wantrouwen weggehaald en de samenwerking een boost gegeven. Bij de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur wordt wel veel meer verwacht van de centrumgemeente, waardoor het me niet meer altijd lukt om me zo te presenteren. Ik zit soms een spagaat, maar het is wat het is. Ik probeer daarover steeds transparant te zijn.” 

      Een aantal regio’s scheidt daarom de verantwoordelijkheden. Bijvoorbeeld een beleidsmedewerker vertegenwoordigt dan het perspectief van de centrumgemeente.

      Een deelnemer laat weten dat zij weliswaar in dienst is van de centrumgemeente, maar dat het voltallige bestuur van de regio haar werkgever is. De gemeente kan dan ook niet zelfstandig een besluit over benoeming en ontslag nemen. Daarmee is haar onafhankelijkheid tegenover het hele bestuur gewaarborgd. Ook in enkele andere regio’s is dit zo geregeld.
       

    2. Wij merken in onze regio dat landelijke partijen, met name UWV en vakbeweging, worstelen met de landelijke koers over de invulling van het Werkcentrum. Dit geldt bijvoorbeeld voor de gidsfunctie. We zijn in onze gesprekken binnen de regio verder met de invulling van de gidsfunctie dan UWV dat daarover nog een landelijk standpunt aan het formuleren is. Hoe gaan jullie hiermee om in de eigen regio? (Petra Helming, Achterhoek)

      Er is veel herkenning. Een deelnemer: “Het is ook in mijn regio ingewikkeld om UWV en vakbeweging te laten meepraten over hoe we het zouden willen hebben. Terwijl zij zichzelf tegelijkertijd terugfluiten, omdat ze zeggen dat ze nog niet weten wat er landelijk wordt afgesproken.” 

      Het tempo wordt er sterk door beïnvloed, wordt opgemerkt. “Uitspraken worden met de nodige terughoudendheid gedaan.” Iemand zegt wat berustend: “Wij passen ons maar gewoon aan want we hebben er toch geen invloed op.”

      Nog een andere reactie. “Wij hebben al langer een heel nauwe samenwerking met UWV en de bonden in het Werkcentrum. Die goede samenwerking in de praktijk wordt ook door landelijke vertegenwoordigers gezien. Het geeft geen garanties, maar de grondhouding om dit voort te zetten lijkt goed. Bij UWV zie ik wel meer spagaat in de interne sturing dan voorheen.” 

      Een deelnemer noemt de deelname van VNO-NCW aan de regionale samenwerking. “De toegevoegde waarde van hun inbreng is volkomen onduidelijk. De vakbonden zijn op zoek naar financiering.”

      Iemand vreest voor een nieuwe verschotting. “Partijen zijn een beetje piketpaaltjes aan het slaan als het gaat om het organiseren van dienstverlening voor bepaalde groepen. Daarvoor moeten we oppassen. Dat kan door iedere keer te blijven sturen op het centraal stellen van de vraag van de klant.” Een andere deelnemer adviseert: “Blijf gesprekken voeren met alle partijen en blijf zoveel mogelijk proberen om het gesprek in de regio te voeren.” 

      Over dit onderwerp vinden op landelijk niveau overleg plaats, vertelt Pearl Rapprecht van de VNG. “Het vraagstuk is heel herkenbaar en onze bestuurders praten erover. Zo staat het op de agenda van de bestuurlijke A35 op 15 november en voeren we ook het gesprek met de vakbonden.”

      Petra Hemming komt nog met een meer specifiek punt: de positie van de manager werkgeversdienstverlening in de regio. Deze is bij UWV in dienst en valt onder de manager van het Werkcentrum. UWV is niet erg genegen om een deel van de operationele aansturing uit handen te geven, aldus Petra. De ervaringen hiermee in de regio’s zijn wisselend. 

      “Het is een kwestie waarover we op een gegeven moment wel duidelijkheid moeten krijgen”, vindt een deelnemer. “Een wezenlijke vraag is: wordt de werkgeversdienstverlening georganiseerd binnen het Werkcentrum of gaat het om dienstverlening van de partners zelf die wordt ontsloten vanuit het Werkcentrum?”

  • Resultaten van behoeftepeiling Programmaraad

    De Programmaraad heeft de behoeften van de professionals gepeild wat betreft de ondersteuning in 2025. Frauke van Iperen noemt de uitkomsten op het gebied van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur. Veel behoefte is er aan:

    • kennisdeling;
    • goede praktijkvoorbeelden;
    • modellen;
    • voorbeelden in verband met de vorming van het Werkcentrum;
    • kortere lijnen tussen UWV en gemeenten;
    • duidelijkheid over taken, verantwoordelijkheden en financiering.

    De respondenten zijn positief over de vele actuele informatie – onder andere via de site Samen van de Klant ontsloten – en over de mogelijkheid om vragen te stellen. “Onze bijeenkomsten en online uitleg sluiten goed aan bij de ondersteuningsbehoeften”, zegt Frauke. Een belangrijk aandachtspunt: veel is nog in ontwikkeling en er zijn nog veel onduidelijkheden, vooral bij de uitvoering en de financiering van de hervorming arbeidsmarktinfrastructuur. 

    Frauke sluit af met: “Wij gaan nu met de betrokken partijen bekijken welke ondersteuning we in 2025 aan jullie kunnen bieden binnen de ondersteuningsstructuur en vanuit de Programmaraad.”

    Nog twee bijeenkomsten in 2024

    Er zijn dit jaar nog twee bijeenkomsten voor de regionale programmamanagers en kwartiermakers. Op de Praktijkdag van donderdag 14 november 2024 in Bunnik treffen zij elkaar live van 14.00 tot 16.00 uur. Bij deze bijeenkomst zullen onder andere het regionaal modelconvenant, de handreikingen en de gegevensdeling de revue passeren. Deelname is op uitnodiging. 

    De laatste online sessie van 2024 vindt plaats op woensdagochtend 11 december. Die duurt van 9.30 tot 11.00 uur.